De PvdA terug naar gewoon

Frontale oppositie tegen het kabinet gaat niet werken om verloren kiezers aan te spreken. De sociaaldemocratie moet in gewone woorden en gewone daden het politieke midden versterken als alternatief voor radicaal-rechts en extreem woke-links. Met GroenLinks fuseren zal vele burgers verder van ons vervreemden. Een hartenkreet van Rob Oudkerk.


Politiek is een kwestie van willen. Aldus de sociaaldemocratische Zweedse premier Olav Palme, die in 1986 werd vermoord.

Dan moet je wel eerst datgene bepalen wát je wil. Voor wie. Wanneer. Waar. En met wie. En waarom. En daarin prioriteiten durven stellen. Dingen willen waar mensen écht iets aan hebben. Daar gaat het om. Sociaaldemocratische normen en waarden op schrift expliciteren is niet genoeg. Het gaat om daden, om doen. Niet om te laten zien waar we voor staan, maar stáán voor-, naast- en achter mensen die het en ons nodig hebben. Ik zie vooral lokale partij-vrienden die -steeds meer- bergen verzetten, die resultaat boeken, die durven. Om Sifan Hassan te parafraseren: De PvdA is niks bijzonders, het is een gewone partij als vele anderen. Het gaat erom dat de PvdA durft te doen. En niet te doen alsof, voeg ik eraan toe.

In 1993 werd ik gebeld door Felix Rottenberg. Of ik met mijn uberkritische hoofd – ik schreef vanaf de zijlijn makkelijke columns vol kritiek bij de vleet – de PvdA wilde komen helpen in de Tweede Kamer. Practice what you preach, zeiden ze. Toen ik in 1994 mijn eerste angstige schreden zette in de Tweede Kamer liep daar -ook als nieuweling- een kalende man rond, lid van de van meet af aan als concurrent beschouwde SP. Jan Marijnissen was zijn naam. In het eerste gesprek dat ik met hem had kwam meteen een zo logisch lijkende fusie tussen de SP en de PvdA ter sprake. “Met geen haar op mijn hoofd (sic) moet ik daaraan denken en ik ga dat nooit doen”, siste Jan. “Apart zijn we veel sterker”. De toenmalige fractievoorzitter Wallage verbood onze fractie – in paarse handen – mee te stemmen met moties van de SP waarin teksten werden gebruikt die wij even daarvoor letterlijk hadden uitgesproken. Zij bleven ondertussen vooral de partij van “stem tegen”, als luis in de socialistische pels. PvdA en SP bashten elkaar dag na dag, week na week. Politiek is een vreemde contextuele omgeving. Meer met elkaar bezig dan met het land en haar problemen. Jan en ik spraken af dat we zouden proberen beleid te entameren en/of te steunen om de sociaaleconomische gezondheidsverschillen (de ergste vorm van ongelijkheid die ik ken, arme mensen zijn gemiddeld 15 jaar langer ziek in hun leven en gaan 7 jaar eerder dood) in 25 jaar op zijn minst te halveren.

Het is nu 30 jaar later. De sociaaleconomische gezondheidsverschillen zijn inmiddels niet gehalveerd, maar groter geworden. Wij wilden wel, om met Olav Palme te spreken. Maar om mezelf en mijn partij maar meteen de maat te nemen: de lat lag niet hoog genoeg, de prioriteit werd niet genoeg (h)erkend. “Wat dan” en “hoe dan” haalden de politieke eindstreep steeds niet. Dat zou ik nu een sociaaldemocratisch falen van bedenkelijke aard noemen. In die jaren werden andere prioriteiten gesteld: de uitgaven voor de zorg mochten van Gerrit Zalm met niet meer dan 1,3 procent groeien. Met de kennis van nu zien we dat dat penny-wise pound foolish was. Maar de vrede in Paars – ook heftig prioritair – was nou eenmaal heilig. Partijbesognes en wie-met-wie en wie-vooral-niet-met-wie waren toen (te vaak) belangrijker dan menig maatschappelijk probleem, waar de sociaaldemocratie een deel van de oplossing had moeten en kunnen zijn. We werden in plaats daarvan gaandeweg een deel van de problemen. Wat Fortuyn in een boekwerk in 2002 (de puinhopen van Paars) ook aardig wist te beschrijven.

Het is nu dik twee decennia later. Hebben we geleerd van dat soort ervaringen?

Het afgelopen jaar is mijn partij veel bezig geweest met de samenwerking c.q. aanstaande mogelijke fusie met GroenLinks. En helaas ook met wie-niet-met-wie. Terwijl er meer dan ooit behoefte is aan sociaaldemocratische acties als tegenwicht van radicaal-rechts, populisme en wat dies meer zij.

Onze partijleider had bij het aantreden van het kabinet Schoof in de Tweede Kamer als eerste spreker 25 minuten zuivere spreektijd. Frans was in de periode dat ik met hem in de Tweede Kamer mocht zitten een fantastisch Kamerlid, authentiek en begeesterd, hetgeen hij als bestuurder in het kabinet en in Brussel onverminderd voortzette. Op inhoud wist hij veel te (over)winnen. Hij zou – nog steeds – vast een bindende en steengoede MP (hebben) kunnen zijn. Bij het aantreden van het kabinet Schoof liet hij zich echter verleiden mee te gaan in wat er niet deugde aan- en wie er niet deugde in het nieuwe kabinet. Hij liet zich verleiden om voor de bühne stampei te maken over radicaal-rechts. Hij had het ook anders kunnen doen. Het zuivere sociaaldemocratische alternatief voor deze regering kunnen bieden. Dat deed hij niet, terwijl hij dat misschien wel als geen ander kan.

Dat zou ik nu misschien ook als sociaaldemocratisch falen betitelen. Kiezers zijn van óns vervreemd en naar Wilders en Omtzigt gegaan omdat ze hunkeren naar zwemen van hernieuwde sociaaldemocratie van de ‘originals’. Vervreemd omdat ze ons niet meer kennen, herkennen en erkennen. En eerlijk is eerlijk: als je de sociaaleconomische paragrafen leest van de heren Wilders en Omtzigt en hun partijen is het nog net geen plagiaat van vele verkiezingsprogramma’s van ons op dat onderwerp.

Bij de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag vrees ik opnieuw een afrekening met ‘vak K’. En hoe nodig ook: wij zijn sinds Fortuyn al niet meer het wenkende perspectief noch alternatief, maar vooral bestrijders van het rechtse kwaad. Niks meer, niks minder. Wij hebben het politieke midden verlaten, en waar we dat niet wilden zijn we eruit verdreven. Wij agenderen niet (genoeg). Zoals Jimmy Dijk van de SP zich nu alleen op de werkende klasse wil richten: wij hadden dat en meer dan dat allang kunnen en moeten doen.

Ik weet één ding zeker. Dat bij een ondoordachte fusie met een andere partij veel leden zich verder zullen vervreemden van zo’n nieuwe partij. Zij zullen terecht waarde blijven hechten aan het behoud van het sociaaldemocratisch gedachtengoed. Aan de Originals. En bij gebrek daaraan verder vluchten naar de linkse paragraaf van Wilders. Of de links-holle beloftes van Omtzigt. Kortom, een ondoordachte verbinding, laat staan een fusie zal kunnen inhouden dat nog meer mensen die van ons vandaan zijn gevlucht zich verder van ons vervreemden. Dan ontstaat ruimte voor de komst van een nieuwe sociaaldemocratische-partij, fluisteren nu al velen.

Sociaaldemocratie is ongelijk behandelen om gelijkheid te genereren. Mijn cri de coeur: haal de kiezers die sinds Fortuyn niet meer op ons stemmen (Bos en Samson met hun piek-charisma hebben daar niks aan veranderd) terug. Terug van Wilders (50 procent van de kiezers op hem stemt op het linkse deel van zijn programma) en terug van het CDA-light van Pieter Omtzigt. Versterk met CDA en D66 en wie er verder in dat midden iets te bieden heeft het politieke midden weer, anders zullen de flanken op links en rechts Nederland ongemakkelijk en onbestuurbaar maken. Kijk wat er in Amerika is gebeurd. Kijk wat er nu in Frankrijk is gebeurd. Kijk in andere landen. Als het midden niet versterkt wordt zal radicaal rechts of extreem woke links alsmaar sterker worden.

Met GroenLinks fuseren is creatie van verdere vervreemding van burgers van ons. Doe het niet. Richt aandacht op het wenkende perspectief. In gewone woorden en in gewone daden. Begin nu. Durf sommige dingen te laten zoals ze zijn. Want dan ontstaat ruimte om andere noodzakelijke dingen juist méér te doen. Het is inderdaad een kwestie van willen.

Vorige
Vorige

Kom terug

Volgende
Volgende

Open brief aan PvdA partijbestuur