Beste Joop,

“We must understand that there is a difference between being a party that cares about labor and being a labor party. There is a difference between being a party that cares about women and being the women’s party. And we can and we must be a party that cares about minorities without becoming a minority party. We are citizens first”.

Senator Edward M. Kennedy (1985)

Vanuit het principe van vrijheid heeft ieder mens het recht op een eigen identiteit. Ongeacht of die keuze cultureel, etnisch, religieus of door gender is bepaald. Over dit grondbeginsel mag geen twijfel bestaan. Net als godsdienst en later ideologie, is nu identiteit een belangrijk middel om aan te geven waar je staat of waartoe je behoort. Thema’s over culturele-, etnische- en genderidentiteit spelen een dominante rol. En debatten over racisme, postkolonialisme, gender, vervullen in een pluralistische samenleving een belangrijke functie. Ze zijn noodzakelijk om de zichtbaarheid, invloed en erkenning van de deelnemers te vergroten. Maar ook om een pluralistische samenleving – met alle verandering, vernieuwing, en ook ervaringen van verlies - bijeen te houden.

De aanspraak op erkenning en gelijkheid van identiteit is gebaseerd op artikel 1 van onze Grondwet. Zo’n aanspraak begint in de praktijk met politisering van identiteit, een appèl op acceptatie en gelijke behandeling. Vaak is die politisering terecht: identiteit op basis van gender, etniciteit, religie leidt tot ongelijkheid en ongelijke behandeling en is dus onaanvaardbaar in een pluralistische samenleving. Mensen moeten worden beoordeeld op hun eigen waarde en niet op afkomst. Waar gelijkheid, ongeacht de aanleiding, ontbreekt is politieke strijd gerechtvaardigd en positieve discriminatie op zijn plaats. Maar hier schuilt ook een risico: want vanaf welk moment draagt de strijd niet meer bij aan een versterking van een pluralistische samenleving, maar gaat ze de samenleving splijten? Wanneer komen verschillende groepen tegenover elkaar te staan en volgen burgers de acties voor gelijkberechtiging niet langer en haken af?

Dat hebben we de afgelopen decennia meegemaakt in het debat toen rechts en vooral extreemrechts voorrang gaven aan de eigen groepsidentiteit met veelal een sterk etnisch-nationalistische inslag. Het leverde polarisatie en sterke verdeeldheid op en bleek een explosieve brandstof. Het gevolg was dat mensen tegenover elkaar kwamen te staan. Groepen werden daarmee uitgesloten en niet zelden vernederd.

Hoe reageerde links daarop? Dat koos voor gelijkstelling van de mensen die om uiteenlopende redenen achterop waren geraakt. Dat is heel begrijpelijk, maar in de praktijk ontstond voor links een probleem door zich in de afgelopen decennia steeds meer toe te leggen op groepen die zich gemarginaliseerd voelen. Dit heeft bijgedragen aan een praktijk van coalitievorming van verschillende identiteitsgroepen. Het beeld ontstond daardoor dat er meer erkenning was van de aspiraties van die nieuwe groepen dan van de problemen van de oorspronkelijke achterban.

Bovendien zijn door het scherp gevoerde debat over identiteit niet zelden de harde sociale en economische tegenstellingen naar de achtergrond verdrongen. Het leek of links minder aandacht had voor de ongelijkheid en achterstand van de arbeidersklasse en de traditionele middenklasse of van uitgebuite groepen. Op deze wijze wordt identiteitspolitiek in haar consequentie en bron van teleurstelling, tegenstelling en conflict.

En precies hier ligt een van de verklaringen voor de neergang van de sociaaldemocratie: verlies aan herkenbaarheid. Op de fragmentatie en de parallellisering in de samenleving reageerde de sociaaldemocratie met een parallellisering van haar eigen politiek: voor iedereen iets. Met als gevolg uitholling van de collectieve tegenmacht die van oudsher verankerd lag in de sociaaldemocratische partij.

Er is nog een dilemma. De sociaaldemocratie heeft een ongemakkelijke verhouding met de idee van een nationale identiteit en natiestaat. Maar ideeën over een vaderland en nationale en regionale cultuur zijn ook vandaag realiteiten. Links moet dat thema niet aan rechts overlaten. Het gaat niet over restanten uit een ver verleden. De natie en de regio, ook binnen een groeiende Europese gemeenschap, zijn geen achterhaalde of historische begrippen. De Franse historicus Ernest Renan ("Wat is een natie?”, Elsevier Boeken 2013) schreef meer dan een eeuw geleden: “De essentie van een natie is gedeelde solidariteit opgebouwd uit offers uit het verleden en die men bereid is steeds weer opnieuw te brengen. Zij veronderstelt een verleden, maar openbaart zich in het heden in de concrete bereidheid, de duidelijk verwoorde wens, om het leven gezamenlijk voort te zetten”. Dat is vandaag niet anders! Met name in tijden van grote veranderingen, zoals nu met de gevolgen van globalisering, technologische revolutie, migratie en grote ecologische crises, is er behoefte aan sociale en culturele bescherming en zekerheid. Een plek waar je je veilig weet, met een dak boven het hoofd. Inclusief nationaal identiteitsgevoel blijkt ook in deze tijd cruciaal voor het behoud van een succesvolle nationale, moderne politieke orde – ook en zelfs als noodzakelijke basis voor steun aan Europese integratie.

Zo’n klimaat was er in de tijd van de opbouw van de verzorgingsstaat. Er groeide optimisme en de burger zag vooruitgang. De sociaaldemocratie heeft met haar aandeel in de totstandkoming van de Nederlandse variant van de verzorgingsstaat een prestatie van formaat geleverd. In oorsprong een garantieformule op basis van wederkerigheid. Het is het grootste naoorlogse project van verbinding in de samenleving. Dat is iets om trots op te zijn en verdient ook vaker luid en duidelijk worden gezegd!

Terug naar het citaat van senator Edward Kennedy aan het begin van deze brief. Het is een citaat uit “The Once and Future Liberal” van Mark Lilla, (Harper, 2017) en het legt precies de juiste accenten en verhoudingen. Politiek en een politieke partij gaan uiteindelijk over het vervullen van burgerschap. We hebben verschillen van mening, maar wat ons verbindt is gedeeld burgerschap. Niet louter egocentrische zelfexpressie of vermeend idealisme. Wie namens een politieke partij, in welke rol ook, handelt doet dat in en voor het belang van burgers. Dat is in de kern de opdracht van een politieke partij. En een sociaaldemocratische partij is een verbond van alle leden met plichten en rechten en een gezamenlijk anker, namelijk burgerschap. Burgerschap heeft een fundamentele politieke status. Op basis van het gelijkheidsprincipe hebben we plichten – want we hebben rechten. Wederkerigheid is daarbij de leidende gedachte, als fundament voor de rechtsstaat en de verzorgingsstaat.

Dat betekent dat we moeten inzetten op de instandhouding van een sterke cultuur van die wederkerigheid als fundament onder een robuust sociaal vangnet. Dat vraagt ook een offensief tegen het ontstaan van een nieuwe klassenmaatschappij. En een blijvende inzet op beteugeling en verandering van het kapitalisme.

Voor de sociaaldemocratie gaat het in essentie om gelijkheid van mensen en dus om de bestrijding van sociale ongelijkheid en uitsluiting. Het meritocratisch maatschappijmodel van gelijke kansen – “Ik heb op eigen kracht mijn succes bereikt” – moet daarom onder fundamentele kritiek worden geplaatst. Gelijke kansen in een wereld vol ongelijkheid is geen oplossing van het vraagstuk van ongelijkheid. In een cultuur van meritocratie is het eerder een bevestiging daarvan, want blijft de ongelijkheid in stand. In de verhouding tussen mensen moet gelijkheid de maatstaf zijn. En richt de sociaaldemocratie zich op uitkomsten die mensen als gelijkwaardig ten opzichte van elkaar plaatsen en ervaren.

Er is dus meer nodig. Laten we de moed hebben te kiezen voor versterking van zelfbeheer en zelfbestuur voor de voorzieningen die voor de burger grote betekenis hebben. Steeds vanuit de vraag: draagt het bij aan de gezamenlijkheid, brengt het burgers dichter bij elkaar en ondersteunt het krachtige gemeenschappen? En geef de burger meer ruimte voor zelfcontrole, meer grip op eigen levensomstandigheden. Neem de burger mee in de grote veranderingen, zodat zijn stem weer telt in alle opzichten. Dat is ook een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van de grote ecologische transities. Die worden kansrijker als mensen de ruimte en de bijpassende sociale voorwaarden geboden krijgen en daarmee eerder een alternatief zien en willen steunen.

De democratie staat onder grote druk. Het functioneren van een democratische staat wordt sterk bepaald door gedeelde waarden en normen, standpunten en inclusie. Groepsidentiteit kan verdeeldheid zaaien, als primair wordt ingezet op verschillen tegenover het bij elkaar brengen en verbinden. Op dit moment knelt het. Internationaal en ook in eigen land nemen de spanningen als gevolg van verdelende en discriminerende autoritaire krachten toe. De sociaaldemocratie moet juist op dit moment de institutionele pijlers van ons democratisch systeem – de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht beschermen en waar nodig versterken om een gezamenlijk beleefde maatschappelijke identiteit in stand te houden.

Daarvoor is nodig het smeden van meer samenhang en verbinding tussen de geslaagde hogere middenklasse, degenen die staan voor een open en dynamische samenleving en de wereld van de mensen die het zwaar hebben en zich richten op de traditionele waarden, de eigenheid en het lokale belang. Overbrugging van verschillen door verkleining van reële en ervaren ongelijkheid en onzekerheid. Met meer onderling respect en waardering en met politieke aandacht voor de verbinding tussen de grote doelen en daartoe leidende kleine stappen.

Maar Joop, hoe komen we daar? De laatste decennia is ons land zeer verdeeld geraakt. In eerdere brieven ging ik in op de scheiding van sociale klassen, verscherpte identiteit tegenstellingen met als gevolg politieke polarisatie en toenemende onmacht in de politiek om de grote problemen in de samenleving tot een oplossing te brengen. Deze escalatie groeit en er is ook geen reden om te verwachten dat hetzelfde lot ook niet een volgend parlement of coalitie zou kunnen treffen. Daarvoor zit er breed in de samenleving te veel spanning, onmacht, opgekropte woede en onwil om naar elkaar te luisteren en samen te werken, compromissen te sluiten en coalities te bouwen. Gedeelde waarden hebben in de afgelopen tijd in de samenleving steeds meer plaats gemaakt voor sterk individuele voorkeuren en moreel relativisme. Wat goed en fout is bepaalt eenieder voor zichzelf en het elkaar overtuigen verloopt steeds moeizamer. Samenhang en onderlinge verbinding in de samenleving worden daarmee een steeds grotere, maar tegelijk meer dringende opgave.

Een regering uit het midden is bij voorbaat kansloos als dat midden in de politiek en samenleving wordt opgebroken. Goed bedoelde oproepen tot meer samenwerking van de middenpartijen missen hun doel als de onderliggende gevoelens van gebrek aan erkenning, uitsluiting, verlies en vernedering bij grote groepen burgers blijven voortwoekeren. De situatie is ernstig en ik heb de indruk dat de echte omvang ervan nog niet is doorgedrongen. Op dit moment wordt vooral de politiek zwaar geraakt in haar vermogen om de samenleving te dienen met constructieve oplossingen voor de problemen rond wonen, stikstof, infrastructuur, migratie, zorg en onderwijs en internationale veiligheid. Maar het is een kwestie van tijd of deze veenbrand smeult door in de verhoudingen binnen bedrijven en dienstverlening, zich uitend in demotivatie en minder bereidheid tot overleg en samenwerking.

Hoeveel spanning kan een democratie hebben? Welke risico’s lopen we bij de groeiende roep vanuit de samenleving om meer gezag, opzij zetten van rechtsregels en een sterke leider? Zijn we bereid, sterker, in staat om een pluralistische samenleving en een sterke en sociale democratie bijeen te houden? Dat wordt de grote opgave.

Er zit niets anders op: we zullen moeten uitzoeken waar de schakels en verbindingen in onze samenleving zijn zoekgeraakt, dus praten. Dwars door alle tegenstellingen, klassen en identiteiten, door alle lagen van de bevolking heen. Niemand uitgezonderd. We moeten een beter beeld van elkaar krijgen, opnieuw leren respect voor elkaar op te brengen en uitvinden waar we elkaar kunnen vinden in richting en oplossingen. Waarin verbinding kan worden gevonden. Waarin we burgerschap weer als een gemeenschappelijke opgave zien. Hoe respect en waardering over en weer kunnen groeien. Het gesprek en de verbinding zoeken tegenover het aanscherpen van de verschillen. En daarbij past een politieke partij die kijkt naar de breedheid in de samenleving in plaats van een enkel thema of groepsbelang. Hoe moet dit gesprek gevoerd gaan worden? In ieder geval eerst door betrokkenen bij de kwesties waar we nu vastlopen. En in het bijzonder met de mensen die zich nu buitengesloten voelen. Hoe? Het gaat om een initiatief dat breed gedragen wordt. Geen eindeloos slepend gesprek, maar in een proces met een heldere opdracht: we moeten verzoenen. Voor de democratie. Voor elkaar.


Dit is de achtentwintigste van een serie brieven van Wim Meijer aan Joop den Uyl, in een zoektocht naar een inspirerend sociaaldemocratisch antwoord op de problemen van deze tijd.

Vorige
Vorige

Postscriptum: ‘Van Waarde’

Volgende
Volgende

Eenzaam, ongehoord en op afstand – hoe een gevoel een politieke crisis wordt