Beste Joop,

Het lijkt misschien een slogan uit een andere tijd, maar deze oude wijsheid is vandaag actueler dan ooit. In 1991 stond de wereld op een kruispunt: met het wegvallen van het Sovjetblok leek vrede binnen handbereik, en velen droomden van een toekomst zonder grootschalige oorlogen. Maar is dat niet juist wanneer de grootste risico’s ontstaan?

Het debat over de militaire dienstplicht draaide toen om hoop en risico: vertrouwen we op een stabiele wereld, of houden we rekening met het onverwachte? De keuze die destijds gemaakt werd, klinkt nu als een echo uit een naïeve tijd, terwijl Europa opnieuw geconfronteerd wordt met harde realiteit.

Zo’n ervaring, Joop, kreeg ik in 1991. De toenmalige minister van Defensie, Relus ter Beek, vroeg mij als voorzitter van een commissie om met een aantal oud-politici een advies uit te brengen over de toekomst van de militaire dienstplicht. De aanleiding was duidelijk. Het uiteenvallen van het Sovjetblok en daarmee het wegvallen van de acute dreiging in Centraal-Europa. We hebben een rij van deskundigen en belanghebbenden aangehoord. De adviezen gingen overwegend als volgt: een groot conflict op Europese bodem is, na het uiteenvallen van de Sovjetunie, niet meer aan de orde. De dreiging in Centraal-Europa is verdwenen. We hebben geen groot en snel oproepbaar leger meer nodig. Integendeel, we moeten ons gaan richten op internationale vredestaken. Dat is bij uitstek een taak voor beroepsmilitairen. De conclusie was: beëindig de militaire dienstplicht en bouw aan een beroepsleger. Het sloot aan bij een gevoel dat op dat moment breed in de samenleving aanwezig was.

Maar de commissie kwam tot een ander oordeel. Met erkenning van de gewijzigde veiligheidssituatie kon naar ons inzicht ook in de toekomst de kans op een grootschalig conflict in Europa niet worden uitgesloten. Het meest sombere scenario moest ook onder ogen worden gezien. En dat vereiste dat voldoende capaciteit behouden bleef op het gebied van infrastructuur, industriële voorzieningen en voldoende vermogen om strijdkrachten te mobiliseren en te verplaatsen. Hier zit het gewichtigste punt. Dat is: hoe kan, in het geval van een massieve dreiging een groot leger effectief en snel op de been worden gebracht? De mobilisabele eenheden, die op de achtergrond nodig zijn, omvatten vele malen het aantal militairen in actieve dienst. De commissie adviseerde om een korte en beter ingerichte militaire dienstplicht te handhaven. 

Het toenmalige CDA-PvdA kabinet - en een meerderheid van de Tweede Kamer - zat op een heel andere koers, legde het advies terzijde en besloot de oproepplicht te beëindigen. Het gevolg was dat de bescherming van de veiligheid en de personele sterkte van het leger niet meer werden gezien als een burgerplicht, maar onderdeel werden van de arbeidsmarkt. Een besluit met vergaande gevolgen. Kazernes werden gesloten, tanks afgestoten en ander materieel verkocht. Het is het ministerie van Defensie in de afgelopen dertig jaar nooit gelukt om voldoende beroepsmilitairen te werven. In de praktijk bleek de concurrentie op de arbeidsmarkt te groot.  De Commissie had vooraf een uitvoerig arbeidsmarktonderzoek laten uitvoeren en was tot de conclusie gekomen dat de vulling van een beroepskrijgsmacht met grote risico’s gepaard zou gaan. De politiek was gewaarschuwd. En de gok is verkeerd uitgepakt. Achteraf blijft het buitengewoon merkwaardig hoe begin jaren ’90 de waarborg voor de veiligheid van het land bij de markt, de arbeidsmarkt werd gelegd. Zonder een fundamentele discussie hoe de politiek de uitvoering van haar meest essentiële opdracht – de garantie van veiligheid voor de burger – op deze wijze uit handen kon geven.  Achtereenvolgende regeringen hebben over drie decennia de positie van de krijgsmacht uitgehold. Alle grote politieke partijen dragen daarvoor verantwoordelijkheid. Het geld voor defensie werd voor een belangrijk deel ‘vredesdividend’ en kreeg een andere bestemming.

Wanneer ben je als land of als defensiegemeenschap eigenlijk in oorlog met een ander land? Is dat bij regelmatige verstoring of vernieling van je infrastructuur? Bij stelselmatige beïnvloeding van politieke processen. Bij schendingen van je luchtruim? Of pas als de laarzen de grens overgaan? Vragen die in toenemende mate voorbij zullen komen. Waar wordt de grens getrokken? Wanneer wordt de ‘red line” gepasseerd? Intussen is het meest sombere scenario werkelijkheid geworden. Het dreigingsbeeld in Centraal-Europa is sterk toegenomen. En alles moet weer opnieuw worden opgebouwd. Zo te zien is het een kwestie van tijd voordat de realiteit dwingt tot ingrijpende en de daarbij noodzakelijke maatregelen. In de allereerste plaats binnen het NAVO- bondgenootschap. En Nederland zal daarbij niet, zoals tijdens het proces van de middellange afstandsrakketten -een uitzondering moeten bedingen. 

Meer geld, materieel en mensen. En meer mensen is een heikel punt. Een debat om de dienstplicht weer te activeren is daarbij, lijkt mij, onontkoombaar. Maar dan wel in een sterk aangepaste en eigentijdse vorm. Hoe zou het er uit kunnen zien? Bijvoorbeeld een korte opkomstplicht van 6 maanden voor een eerste training en aansluitend een periode als reservist; een leger met een modern leiderschap, goede accommodatie en goed materieel; flexibele invulling en rekening houdend met studie; compenserende maatregelen onder ander via een redelijke vergoeding; aansluitend gerichte ondersteuning bij beroeps- of studiekeuze; een alternatief voor militaire dienst in de vorm van burgerdienst. Kortom een pleidooi voor een eigentijds modern leger. Dat debat zal niet geruisloos en gemakkelijk verlopen. Hier en daar zal ook weer een lichte voorkeur voor neutraliteit binnensluipen. Maar het moment om politieke verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van de burger is aangebroken.

“Wil je vrede, bereid je dan voor op oorlog”, zegt de nieuwe hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken, Kaja Kallas. Een paradox, Joop, met een fundamentele boodschap. Namelijk: maak je niet kwetsbaar, want de aanval richt zich altijd op je zwakke plek. En wie de vrijheid wil behouden, zal daarvoor verantwoordelijkheid moeten nemen.


Dit is de dertiende van een serie brieven van Wim Meijer aan Joop den Uyl, in een zoektocht naar een inspirerend sociaaldemocratisch antwoord op de problemen van deze tijd.

Vorige
Vorige

Uitverkoop van de sociaaldemocratie?

Volgende
Volgende

Wil je vrede, bereid je dan voor op oorlog (deel 1)