Beste Joop,
Het rapport ‘The Limits to Growth’ confronteerde Sicco Mansholt met de schaduwkant van zijn eigen beleid als Eurocommissaris: milieuvervuiling, uitputting van grondstoffen en groeiende ongelijkheid. De architect van de Europese landbouwpolitiek werd een pionier van duurzaamheid. Zijn inzichten vormden de basis voor een sociaaldemocratisch beleid, waarin houdbaarheid en welvaart bij elkaar zijn gebracht. Wat kunnen we vandaag leren van zijn transitie?
In de zomer van 1971 bracht Sicco Mansholt (1909-1995) een vakantie door in zijn huisje op Sardinië. Hij had een zware tijd achter de rug. Er waren veel problemen ontstaan rond het Plan-Mansholt, de grootschalige hervorming van de landbouw in Europa. Zijn gezondheid haperde en hij was duidelijk toe aan rust. Maar hoe anders verliep het verblijf. Hij was namelijk recent in het bezit gekomen van een versie van wat later het rapport van de Club van Rome zou worden: ‘The Limits to Growth’. De lezing van het verhaal werd een schokkende ervaring voor een man die als geen ander grote uitdagingen had gekend. Het was een confrontatie met zijn eigen erfenis: klimaatverandering, milieuvervuiling, uitputting van grondstoffen, groeiende tegenstellingen tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden. Mansholt, bij uitstek de man van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, begreep dat er een nieuwe grote uitdaging op zijn pad was gekomen. In een brief alarmeerde hij daarop zijn collega’s in de Europese Commissie. Hij voerde een pleidooi voor een ecotax, brandstofdistributie, recycling en hij vond dat een ‘nieuwe Marx’ nodig was om een catastrofe te voorkomen.
Het werd de derde grote uitdaging voor Mansholt. Met als grote vraag: hoe moeten we ons verhouden tot de grote ecologische vraagstukken? Daarvoor was hij als minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening (1945-58) de man van het herstel van de productie en distributie van voedsel in het naoorlogse Nederland. Bij zijn aantreden was het schaarste wat de klok sloeg. De voedselvoorraad voor het land was toereikend voor een week. Als lid en vicevoorzitter (later voorzitter) van de toenmalige Europese Commissie (1958-1972) was hij belast met de landbouwportefeuille. Het leidde tot een ingrijpende hervorming, onder de naam ‘Plan-Mansholt’, van de landbouw in Europa. Rationalisatie, mechanisatie en schaalvergroting werden de kernwoorden. Het plan beoogde de landbouw te moderniseren en Europa zelfvoorzienend te maken. Het haalde de doelen en werd in zekere zin een succes. Maar zoals bij ieder succes was er ook een schaduwkant. Het leidde op tal van terreinen tot overproductie en het halveerde zo ongeveer de boerenstand in Europa. Kritiek en verzet werden zijn deel.
Ik ben een zoon van een Groninger boer en maakte aan de keukentafel de gesprekken mee over het weer, de gewassen en de prijzen. Het ging de boeren in de tijd van Mansholt niet slecht. Een keer heb ik mijn vader meegenomen naar een bijeenkomst waar Mansholt sprak. Een zaal vol met boeren en met een zekere trots op hun voorman.
Joop, gedurende de jaren in Brussel waren Mansholt en de PvdA uit elkaar gegroeid. Medio jaren ‘60 was de partij sterk bestuurlijk ingesteld en raakte naar binnen gekeerd. De politieke vernieuwing voltrok zich aanvankelijk buiten de PvdA om. De revolte in de samenleving samengevat in twee kernwoorden: sterke politieke bewustwording van een naoorlogse generatie en de roep om democratisering van nagenoeg ieder levensterrein. D66, als een nieuw rijzende ster in het politieke domein onder leiding van Hans van Mierlo, was vooral de eigenaar van deze nieuwe thema’s. En de PPR (Politieke Partij Radikalen) met Bas de Gaay Fortman, Erik Jurgens en vele anderen die met een meer radicale visie op de grote problemen van die tijd afscheid hadden genomen van de traditionele christelijke partijen. De PPR leverde een bevlogen en inspirerende bijdrage aan de discussie die tot het gezamenlijk programma ‘Keerpunt 1972”zou leiden. Maar langzamerhand bereikte de politieke reuring, voornamelijk door de komst van Nieuw Links – ook de PvdA. Verschillende stromingen gingen zich rond de grote vraagstukken verenigen. Links-liberaal, radicaal-evangelisch en sociaaldemocratisch. Keerpunt 72 was in aantocht. Maar eerst moest er nog wat gebeuren.
Twee ontwikkelingen kwamen samen. De hierboven beschreven politieke toenadering van drie progressieve partijen en de ecologische alarmbel van het rapport van de Club van Rome. Op voorstel van Hans van Mierlo werden de bevindingen van dit rapport betrokken bij de programmatische verkenningen. Er kwam een commissie onder leiding van Sicco Mansholt. Haar voorstellen vormden de vertaalslag van de mondiale problematiek van bevolkingstoename, de eindigheid van grondstoffen, de economische, ecologische en politieke aspecten naar de Nederlandse situatie. De uitkomst van de commissie werd een curieuze mix van stringente economische planning en sturing van de economie, ecologische maatregelen en ingrijpende voorstellen voor verdere democratisering. Met als doel om de bevolking te betrekken bij belangrijke beslissingen. Het rapport formuleerde een nieuwe agenda in de Nederlandse politiek en werd de basis voor Keerpunt ‘72, het verkiezingsprogramma én stembusakkoord van PvdA, D66 en PPR.
Het gevolg was een enorme impuls aan het denken over groei en de gevolgen daarvan voor delen, herverdelen, maar ook heroverwegen van bestaand beleid. In de zienswijze van Mansholt was het vraagstuk van duurzaamheid – klimaat, milieu en groei – een gezamenlijk probleem, dat alleen in gezamenlijkheid kan worden opgelost. De brugfunctie in de politiek moest daarvoor maximaal worden ingezet. Zo’n keerpunt neem je met zijn allen en niet ieder voor zich. In een breed verband werden ervaringen en kennis gewogen en belangen afgewogen. Het doel was een stevig draagvlak te formeren voor een transitie naar een andere, duurzame samenleving.
En Joop, hoe groot is het verschil met wat we nu aantreffen!
In de huidige gefragmenteerde samenleving worden de verschillende groepen tegen elkaar uitgespeeld. Boeren, automobilisten, bouw en infra, industrie, milieubeweging, om een paar van de vele actoren te noemen, strijden tegen elkaar om voorrang voor hun belangen. Waar samenhang en samenwerking – nodig voor de oplossing van het klimaatprobleem - zijn geboden, groeit op dit moment polarisatie. Een reflexieve politieke omgeving is veranderd in een toernooiveld, waarin ieder vecht voor eigen belang.
Het rapport van de commissie-Mansholt vormde, zoals gezegd, de basis voor het verkiezingsprogramma, Keerpunt ‘72. Het leverde ook de kracht voor de samenwerking van de drie partijen. En gaf richting aan de oplossing van de grote problemen waarmee de samenleving op dat moment werd geconfronteerd. Hier zien we opnieuw een verschil met de voorbereiding van de fusie tussen GroenLinks en de PvdA. Daar ontbreekt de analyse en ook de grondslag voor een nieuwe partij. En de visie voor wie en met wie we beleid gaan maken.
Alles gebeurt in omgekeerde richting. We nemen eerst het besluit om te fuseren en daarna gaan we ons buigen over beginselen, programma en beleid. En dan zien we kennelijk wel hoe we geschillen gaan oplossen.
Sicco Mansholt was charismatisch, een idealist. Maar ook een realistisch politicus, niet bang om verantwoordelijkheid te nemen. En bovenal een leider, die als de feiten aanleiding gaven bereid was om zijn inzichten bij te stellen.
Het Mansholt-rapport leverde naar mijn mening de grootste bijdrage aan de ideologische vernieuwing van de PvdA in de jaren ’70. De inzichten over de ecologische verantwoordelijkheid van de sociaaldemocratie kregen toen betekenis en vormden vanaf dat moment een intrinsiek deel van de sociaaldemocratische ideologie. Het politieke concept van duurzaam is in ons land toen begonnen. Ruim een halve eeuw geleden zette de sociaaldemocratie de koers op groen, klimaat en milieu. De PvdA kreeg vleugels.
Die radicale keuze werd pas goed duidelijk tijdens je kabinet in de strijd tegen de afsluiting van de Oosterschelde. Een van de laatste grote estuaria, van grote natuurwetenschappelijke waarde, in Zeeland. Wij hadden in het verkiezingsprogramma opgenomen om de ecologische belangen veilig te stellen. De voorliggende plannen gingen nog uit van de klassieke waterstaatkundige ideeën, namelijk complete afsluiting. De waterdoorlatende dam - een grote ecologische en technologische innovatie - werd na een intensieve parlementaire strijd en dreiging met crisis - het alternatief. Daarna zouden grote infrastructurele werken nooit meer worden uitgevoerd zonder een grondige ecologische toetsing. De waarde van ecosystemen, nationale landschappen, het Waddengebied en tal van andere milieuprojecten stonden definitief op de politieke agenda. De kiezer is sindsdien niet bij de PvdA vertrokken vanwege gebrek aan urgentie op het gebied van klimaat, milieu of duurzaamheid. Daarvoor zijn andere redenen aan te voeren.
Joop, er schijnt overeenstemming te zijn over de grondslag van een nieuwe partij: ‘groen-sociaaldemocratisch’. Dat geeft de indruk, Joop, dat er iets aan sociaaldemocratie moet worden toegevoegd dat er nog niet was. Dat is in het licht van het voorgaande natuurlijk complete onzin. De grootste omslag op de weg naar duurzaamheid heeft de partij onder jouw leiding gemaakt. Meerdere generaties in de PvdA hebben de laatste halve eeuw gewerkt aan een beleid om fossiel om te zetten in duurzaam, een andere bron van energie. Aan een beter milieu en behoud van de natuur. Met ups en downs. Joop, jij hebt ook een herinnering aan perioden, zoals tijdens de economische transformatie in de jaren ’80, met het wegvallen van grote industriële sectoren als textiel, metaalindustrie en scheepsbouw. Soms vroeg het belang van bestaanszekerheid voor miljoenen werkenden en de betaalbaarheid van de voorzieningen in de verzorgingsstaat extra inspanningen om de welvaart overeind te houden. Dat zal in de toekomst niet anders zijn als het gaat om duurzame oplossingen in bijvoorbeeld de staal- of chemische industrie, de verduurzaming van de Rotterdamse haven of de modernisering van Schiphol, de bouw dan meer dan een miljoen woningen, oefenterreinen voor defensie, ombouw van de landbouw en voedselvoorziening, om maar eens wat te noemen. Het komt er allemaal aan. Op de wereldwijde productieketens kan niet zonder meer worden vertrouwd. We staan voor robuuste scenario’s. Die komen alleen van de grond als ondernemers overtuigd zijn dat ze de risico’s van investeringen kunnen overleven. En bestuurders de moed hebben om het eerlijke verhaal te vertellen. En politici niet voortdurend en alleen vanuit hun eigen idealen spreken en handelen maar in staat en bereid zijn in een open dialoog met alle betrokkenen de nieuwe inzichten te realiseren. Dat begint met goed luisteren.
Groen-sociaaldemocratisch is in het fusieproces kennelijk nodig om gelijkwaardigheid van Groenlinks en PvdA in een fusie tot uitdrukking te brengen. Dat is een merkwaardige gedachtegang. Binnen het sociaaldemocratisch concept moet voortdurend een afweging worden gemaakt tussen verschillende belangen. En de groene toets moet permanent in het beleid plaatsvinden. Maar het is niet uitsluitend het enige afwegingscriterium. Een sociaaldemocratische partij kan wel groen zijn maar een groene partij is niet automatisch sociaaldemocratisch.
Joop, een dubbele grondslag – groen en sociaaldemocratisch – voor een politieke partij is niet zonder risico, zoals ons uit de geschiedenis bekend is. In de laatste fase van de vorming van je tweede kabinet in 1977 raakte de Tweede Kamerfractie verdeeld en maakte een grote fout. Een deel van de fractie koos voor een getalsmatige meerderheid en een ander deel wilde een personele strategie, waarbij bepaalde personen van het CDA konden worden geweerd. Jij liet dit lopen en Ed van Thijn ging met twee strategieën naar de onderhandelingstafel. Bij het CDA ontstond de sfeer ‘dit nooit’: als wij met een van de twee strategieën akkoord zijn komen jullie met de andere. Van Agt had de PvdA waar hij wilde: onmogelijk om mee te regeren als alibi voor de overstap naar de VVD met samen 77 zetels. De grote les: als er twee strategieën worden gehanteerd, heb je er in de praktijk geen. De grondslag en de strategie van een politieke partij moeten helder, herkenbaar en eenduidig zijn. In een nevenschikking van Groen en Sociaaldemocratie zal bij iedere belangrijke beslissing worden vastgesteld of duurzaamheid dan wel bestaanszekerheid het onderspit heeft gedolven. Dat is geen basis voor herkenbaarheid bij de kiezers om wie het gaat.
Beste Joop, we kunnen concluderen dat Sicco Mansholt zijn koers durfde te verleggen toen de feiten daarom vroegen. Zijn nalatenschap laat zien dat sociaaldemocratie en duurzaamheid geen losse idealen zijn, maar fundamenteel verbonden. Juist nu, in een tijd van versnippering en polarisatie, is die visie relevanter dan ooit. Een sterke sociaaldemocratie kijkt vooruit, grijpt kansen en durft keuzes te maken – niet alleen voor vandaag, maar voor de generaties na ons.