Beste Joop,
De vraag rijst steeds vaker: hebben politieke partijen nog een toekomst? Terwijl extreemrechts groeit, krimpen juist de partijen die ooit de samenleving organiseerden. De traditionele partijen hebben hun wortels in gemeenschappen, vakbonden, kerken en wijken. Maar wat gebeurt er als die wortels verdorren? Als de samenleving fragmenteert en politiek verandert in een eenmansshow of marketingcampagne? In deze brief ga ik op zoek naar antwoorden.
Overal raken de politieke partijen in de problemen. Behalve de extreemrechtse en populistische partijen, want die groeien. Is er een verband? In Europa maken sociaaldemocratische partijen een moeilijke periode door. Meer in het algemeen heeft de politiek het moeilijk om de massa duurzaam in beweging te krijgen. Dit in tegenstelling tot de massabijeenkomsten. De festivals bloeien meer dan ooit.
Er gebeurt nooit iets zonder reden. In vorige brieven schetste ik hoe het marktfundamentalisme het publieke domein is binnengedrongen. De politiek is steeds meer een toneel van transactiehandelingen geworden: ‘Dit voor dat’. En dat in een omgeving waarin individuen meer en meer als klanten worden beschouwd en behandeld, in plaats van burgers van een staat. Waarin alles - de zorg, het onderwijs, de huisarts, de bus en de trein - op concurrentie en rendement wordt afgestemd.
Het heersende mensbeeld is het onafhankelijke individu, dat gaat voor het eigen belang. Solidariteit is verzwakt, collectieve actie als politiek drukmiddel is in belangrijke mate verdwenen. Met uitzondering van deelbelangen. Op allerlei manieren hebben we ons onderworpen aan de markt. En dat gaat uiteindelijk ook ons dagelijks leven beheersen. Het heeft de morele basis onder de democratie aangetast. En daarmee de geloofwaardigheid van politieke partijen, inclusief de sociaaldemocratie.
In vier decennia hebben we niet echt vat weten te krijgen op het liberale marktfundamentalisme. Geen politiek- ideologisch antwoord in een periode van extreem pragmatisme. Overal zien we de opkomst van een combinatie van conservatisme en populisme als een nieuw politiek verbond, de ‘popcons’. Begin jaren ’90 schreef de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith een boek met de intrigerende titel ’The culture of contentment’. Galbraith beschrijft hoe de politiek in de Amerikaanse samenleving op dat moment steeds meer wordt beheerst door een geslaagde middenklasse, een zelfvoldane elite. Die het politieke systeem meer en meer naar zich toetrekt en inzet voor eigen belang. Hij beschrijft ook het lot van de ‘functionele onderklasse’. De mensen die het slecht betaalde en slecht gewaardeerde werk opknappen ten behoeve van het comfort van de hogere middenklasse. De mensen die zijn vastgelopen in armoede en die iedere steun ontberen om hun situatie te veranderen. Die geminacht en vernederd worden. Het gaf me inzicht hoe destijds - in een van de rijkste en open democratieën ter wereld - de sociale verhoudingen drastisch veranderden en de wijze waarop het politieke systeem dit faciliteerde. Het heeft niet lang geduurd of de cultuur van zelfvoldaanheid bereikte ook Europa.
De intrigerende vraag is: hoe slagen conservatieve partijen erin hun dominante positie te handhaven? Hoe kan het dat grote groepen kiezers tegen hun eigen belangen stemmen. We zien in de peilingen voortdurend grote weerzin tegen het bevoorrechten van grote bedrijven en de rijken. Maar het vertaalt zich niet in het stemgedrag, noch in de politieke machtsverhoudingen. Het is raadselachtig hoe dit proces verloopt, Joop. Het succes van conservatieve partijen voltrekt zich in een tijdvak van sociale en politieke stagnatie. Sterker, het versterkt een duffe politieke cultuur waarin het hedendaagse populisme en het conservatisme kunnen groeien. Is het een resultaat van slimme marketing? Een combinatie van pessimisme als strategie en het voortdurend herhalen van teksten als “dingen kunnen nog slechter worden’, ‘opkomen voor de hardwerkende Nederlander’ en ‘we leven in een gaaf landje’ en “links voert een elitaire politiek met weinig oog voor de zorgen van Nederlanders” – slaan aan. De tweedeling werd het resultaat. En de oorzaak van de stagnatie werd vakkundig bij links gelegd. Grote groepen kiezers gaan uiteindelijk naar wat zij als hun directe belang zien, namelijk zekerheid en bescherming, zoals rechts dat in het vooruitzicht stelt. En veel mensen hebben in deze tijd van grote onzekerheid wat te verliezen. Een baan, een betaalbaar huis, de zekerheid van een pensioen, enig comfort. Om maar wat voorbeelden te noemen.
En helaas Joop, daar schiet ons verhaal, ons narratief, tekort. Dat heeft een oorzaak, die we kennen. In de ogen van ons voormalig electoraat is er een kloof ontstaan tussen onze waarden en onze daden.
De breuk met grote delen van onze achterban voor en tijdens het kabinet Rutte 2 is nooit goed onder ogen gezien, geanalyseerd en erkend. We zijn het gesprek in eigen kring en naar buiten uit de weg gegaan. Onze trouwe kiezers voelden zich niet meer beschermd. En deze vervreemding van een grote groep kiezers is nooit opgeheven. Een vertrouwenscrisis verdwijnt niet automatisch. Zo’n crisis vraagt erkennen en een mea culpa. Door het verleden te ontlopen zijn we er ook nooit toe gekomen ons te vernieuwen en aan te passen aan de veranderende tijden. Eerder wees ik op de publicaties van Monika Sie en Kim Putters. Ook kwamen kritische analyses van Margriet van Lith en Duco Hellema “Dat hadden we nooit moeten doen”, Prometheus 2020 - en Bram Peper “Haalt de PvdA 2025”, Thoth 2017.
Joop, jouw leven stond in dienst van een politieke partij, de PvdA. Als directeur van het wetenschappelijk bureau de WBS, de gemeenteraad van Amsterdam, lid van de Tweede Kamer, fractievoorzitter, minister en minister-president en leider van de PvdA. Het was in een tijd dat politieke partijen en hun leden een voorhoedefunctie in de samenleving hadden. Die is verdwenen.
De leden en de kiezers hebben op dit moment veel meer informatiebronnen ter beschikking. Daarvoor is geen intermediaire functie van een politieke partij meer nodig. En er is een directe communicatie ontstaan tussen partijbestuurders, volksvertegenwoordigers, leden en kiezer. Onze leiders en vertegenwoordigers hebben allemaal een zender binnen handbereik. Binnen de partijen is ook veel veranderd. Het wetenschappelijk onderzoek en de adviesfunctie zijn sterk teruggebracht. De gelaagdheid tussen lokaal en nationaal is vervangen door directe communicatie tussen de top en de basis. Leden kunnen uitsluitend rechtstreeks voorstellen doen aan het congres en daarmee wordt het lidmaatschap een individuele daad. De individualisering in de partij is ver doorgeschoten. En daarmee is ook een belangrijk kanaal - de lokale afdeling - en een rol voor dialoog in kleine kring aan het verdwijnen. Ten slotte zien we dat de representatieve democratie aan de grens zit. Er zijn steeds meer voorbeelden waarin burgers het zelf en per situatie zelf willen bepalen. Langzamerhand verschuiven we via het idee van referenda naar volkssoevereiniteit.
Politieke partijen zijn in belangrijke mate kiesverenigingen geworden. Met de focusgroep als richtingwijzer. Lokale afdelingen van landelijke partijen worden outlets in een permanente campagne. Dit alles ondergraaft het stelsel van politieke partijen als belangrijke dragers van de parlementaire democratie. Daarbinnen doet zich ook een ander verschijnsel voor. De vertegenwoordiging door groeperingen die geen interne democratie kennen. Die beheerd en bestuurd worden door een leider, die uitsluitend aan zichzelf verantwoording aflegt.
Het zal op basis van dit precedent mogelijk niet lang meer duren voordat we ook in ons parlement meer vertegenwoordigers zien opdagen op gesponsorde zetels, politici zonder een democratische partij. Het tast de geloofwaardigheid van de parlementaire democratie aan. En de vraag wordt: ‘Kan een parlementaire democratie vooruit als de partijen dat niet meer zijn?’ Dit is toch een tekort aan ons systeem.
Voor de PvdA speelt nog een andere overweging. Gedurende een lange periode was zij een belangrijke politieke factor op lokaal niveau. Maar daar heeft in twee decennia een ineenstorting van een brede volkspartij plaatsgevonden. De partij viel bij regionale en gemeentelijke verkiezingen terug van rond de 30% van de stemmen naar 8 tot 9 % op dit moment. De grootte van een bescheiden middenpartij. Met een dramatisch verlies aan zetels en bestuurders. En als gevolg van de afname van de invloed van de PvdA is ook haar verbindende functie tussen verschillende groepen in de samenleving teloor gegaan. De plaats van de PvdA is overgenomen door lokale partijen, die op dit moment bij verkiezingen voor de gemeenteraad zo’n 30% scoren. Het merkwaardige bij dit alles is dat naar mijn weten nooit een analyse is gemaakt waarom deze grote lokale verandering heeft plaatsgevonden. We stonden erbij en keken ernaar.
"All politics are local", schetste Tip O'Neill, een voormalig voorzitter van het Amerikaanse Congres. Inderdaad, Joop, zoals jou bekend: lokaal ontstaat het talent, groeien de ideeën en begint een politiek proces. In de kern is politiek, zorg, aandacht en respect voor mensen. De samenleving wordt opgebouwd vanuit de lokale omgeving. Maar dan moet je er wel bij zijn. De organisatie van onderop is bij uitstek een mogelijkheid om de verscheidenheid van zaken op een overzichtelijke wijze bij elkaar te houden en te bespreken. Aanhang werven en de authentieke drijfveren van de sociaaldemocratie, gemeenschapszin en verbondenheid, vorm geven. De slagkracht van de sociaaldemocratie is bij uitstek afhankelijk van die verbindende functie. Op het lokale vlak heeft de landelijke organisatie van de PvdA grote steken laten vallen. De plaatselijke afdelingen hebben het vaak moeilijk. Met de werving van nieuwe leden, het programmeren van aantrekkelijke activiteiten. En ze ervaren daarbij weinig ondersteuning van de landelijke partij. Vlak voor de coronaperiode heb ik - met enkele andere leden - een experiment ondernomen met een tiental voorzitters van grote en kleine afdelingen verspreid over het gehele land. De vraag was: ‘Hoe kunnen we voorzitters van afdelingsbesturen zo ondersteunen dat die de afdelingen helpen om een inspiratiebron in de lokale omgeving te worden?’ Er werden veel nieuwe ideeën en methoden aangereikt. Maar de belangrijkste ervaring was dat in het onderlinge verkeer de voorzitters elkaar op ervaringen en ideeën brachten, elkaar gingen steunen en stimuleren. De evaluatie was zeer positief en er kwam een voorstel om deze vorm van onderlinge ondersteuning op grotere schaal in de partij in te zetten. De toenmalige partijvoorzitter was enthousiast.
Echter, na enige tijd kwam het bericht dat op het partijbureau was besloten dat verbreding van het project geen doorgang kon vinden. Alle middelen moesten worden ingezet voor de campagne. Aldus, einde oefening! Geen voorzitter en geen partijbestuur grepen in.
Terug naar het begin: hebben politieke partijen een toekomst? Toegespitst op de sociaaldemocratie? Het begint met de vraag: hebben wij een helder beeld van onze opdracht in deze tijd? Is er voldoende zelfreflectie en ruimte voor zelfkritiek? Voelen onze kiezers zich gezien, gehoord en vertegenwoordigd? Is er voldoende denkkracht, een competente organisatie, overtuigingskracht en kwaliteit van het leiderschap op alle niveaus? Hebben wij een effectieve communicatie ten opzichte van onze politieke tegenstanders? Maar vooral: geloven onze leiders nog in de toekomst van hun partij? En hebben zij de absolute wil om de vertrokken leden en kiezers terug te halen of zijn die afgeschreven? En heel belangrijk: leggen we onszelf regelmatig langs de meetlat met de vraag of we deze doelstellingen ook realiseren?
Joop, jij wist als geen ander dat politiek begint met luisteren. Eind jaren zestig gaf dit credo een enorme impuls aan het ombudswerk waarmee de partij in buurten, wijken en dorpen de volkshuisvesting centraal stelde. Het verbond het lokaal bestuur met de bewoners, met de PvdA. Enkele decennia later zakte dit weg, lokale partijen kwamen overal op. In de jaren negentig kwamen er nieuwe initiatieven. Met meerdaagse werkbezoeken in de regio waar met nadruk gesprekken werden gevoerd met mensen die werkzaam waren in het midden- en kleinbedrijf. Platformbijeenkomsten in universiteitssteden brachten ons in contact met studenten.
Maar opnieuw zakte het weg. Het ontbrak aan discipline op het partijbureau om dit soort activiteiten blijvend te entameren en te ondersteunen. Dit verklaart mede waarom de PvdA, net als andere voormalige volkspartijen, zwaar getroffen bevolkingsgroepen veel te laat steunde. Denk daarbij aan de aardbevingen als gevolg van de gaswinning en de verschrikkelijke financiële gevolgen voor burgers die compleet verkeerd behandeld werden bij de verrekening van de kinderopvangtoeslag.
De lessen daaruit moeten zijn dat aandacht, alertheid en aanwezigheid van de partij veel meer aandacht vragen. Laten we eens kijken naar Duitsland en het Verenigd Koninkrijk waar ombudsvrouwen en -mannen verbindingen leggen tussen de burgers en het parlement.
Want zonder verbondenheid geen verhaal en geen oplossingen – en zonder verhaal geen partij.