Beste Joop,

Decennia geleden waarschuwde je al dat de staat een solidaire samenleving moest waarborgen. Vandaag lijkt dat verder weg dan ooit. Het minimumloon, ooit een vangnet, is uitgehold. Toeslagen maken minima afhankelijk van bureaucratie in plaats van vooruitgang te creëren. Hoe keren we terug naar het fundament waaraan jij bouwde, waarin rechtvaardigheid en solidariteit meer waren dan loze woorden? Voor meer dan 1.5 miljoen Nederlanders is dat geen vraag, maar bittere noodzaak. Want in de actualiteit van vandaag is heel wat aan de hand.

De VVD heeft een programma op tafel gelegd met de naam ‘De agenda voor werkend Nederland’. Het is een verhaal met veel opgewonden taal: “De VVD is de enige partij van de arbeid". “En het deugt niet dat je met niets doen meer ontvangt dan met werken”. Dat soort groteske teksten. En dan komt er een serie maatregelen die de positie van de werkende middenklasse moet verbeteren. Lees hier in de traditie van de VVD vooral de hogere middenklasse. Bij de concrete voorstellen lezen we dat voor die zogenaamde verbeteringen 1 miljard euro beschikbaar moet komen. En waar komt dat vandaan? Juist, bezuinigen op de bijstandswet – ontkoppelen - op de uitkeringen van langdurig werklozen en op ontwikkelingssamenwerking. In de laatste halve eeuw heeft de VVD meer dan 35 jaar in de regering doorgebracht, en dan vandaag zo’n programma op tafel leggen? Geen greintje reflexiviteit. Waar ligt eigen liberale verantwoordelijkheid? Wat hebben we gemist of verkeerd gedaan? Nee, nog sterker, de leider van de VVD legt vandaag nog de schuld bij het kabinet Den Uyl – ja, Joop je bent er nog! - voor het feit dat haar partij al die jaren heeft nagelaten de plannen uit te voeren en waarmee men nu weer op "herhaling" is.

Maar er zit ook nog een ander aspect aan dit verhaal. Het feit dat de voorzitter van de fractie GroenLinks-PvdA geen frontaal verzet heeft ingezet tegen dit VVD-plan. Wat is er aan de hand? De VVD probeert hier opnieuw in te breken in het hart van de sociale politiek van de sociaaldemocratie. Het was pure PvdA-winst in het eerste kabinet-Kok dat vanaf 1996 de koppeling weer kan worden hersteld en sindsdien vrijwel steeds is toegepast. Het VVD-voorstel doet de jaren tachtig herleven en is natuurlijk het begin van de wens tot een veel bredere ontkoppeling van de laagste inkomens aan het minimumloon. Van de VVD kun je zoiets helaas verwachten, maar wat nieuw is dat er geen reactie van de PvdA en GroenLinks is gekomen. De koppeling van de laagste inkomens aan de ontwikkeling van de welvaart is de ultieme verantwoordelijkheid van de politiek, dus de overheid. Hier faalt de markt. De sociaaldemocratie - de PvdA - heeft op dit punt een langdurige en principiële strijd gevoerd met de marktliberalen, maar ook met de sociaalliberalen, die in verschillende partijen te vinden zijn. Het instandhouden van de koppeling - de politieke wil tot sociale cohesie - is een kernopdracht van de sociaaldemocratie. De aanvallen op de bescherming van de laagste inkomens, zo zien we houden niet op. Het is “Chefsache”. Geen reactie? Waar wijst dat op?

Het is goed om nog eens even op die geschiedenis in te gaan. In je afscheidsbrief in 1987 wees je – vrij vertaald – op de noodzaak van de garantstelling van de staat voor een solidaire samenleving. Dat is precies de kern van de sociale politiek van de sociaaldemocratie. Je hebt weleens het verwijt gekregen dat het kabinet Den Uyl te weinig heeft bereikt. Een onterecht verwijt, maar laten we ons in dit verband beperken tot de sociale politiek.

Tot 1969 kenden we in de Algemene Bijstandswet (ABW) en de Algemene Ouderdomswet (AOW) twee verschillende definities van het minimum. In 1969 kwam er met de invoering van het Wettelijk Minimumloon (WML) een derde definitie van het minimum bij. Met deze wet stelde de overheid vervolgens vast wat het minimum is om van te kunnen leven voor die werknemers, die niet in staat zijn om op eigen kracht of met een vakbond hun arbeidsvoorwaarden te bepalen. Met andere woorden: als de overheid niet ingreep was deze groep overgeleverd aan alle mogelijke willekeur. Tot op de dag van vandaag een belangrijke wet.

De linkse partijen – PvdA, D66 en PPR – deden in 1973, bij de vorming van het kabinet Den Uyl, het voorstel om in een samenhangend inkomensbeleid de minima in alle sociale regelingen gelijk te behandelen. Door de jaarlijkse aanpassing te koppelen aan de verhoging van het wettelijk minimumloon. De rechtse partijen waren daar tegen. De argumenten over en weer?

  • Rechts: werken moet beter worden beloond dan een uitkering; te veel lasten voor het bedrijfsleven; kostbaar geld komt bij mensen die het niet nodig hebben (AOW); regel het meer via toeslagen.

  • Links: de overheid hanteert een definitie voor wat het minimum inhoudt; laat de minima via de koppeling ook deelnemen aan de stijging van de prijzen en de groei van de welvaart; maak de minima niet steeds afhankelijk van toeslagen en de tientallen potjes, de bureaucratie en de vernedering.

De toenmalige KVP en AR wilden er echter niets van weten.

Maar in 1974 – in de tijd van je kabinet – gebeurde er iets bijzonders. De drie voorzieningen –-WML, AOW, ABW – kenden aparte regels, zoals belasting en premies, voor de jaarlijkse aanpassing. Als staatssecretaris van het ministerie van CRM was ik verantwoordelijk voor de Bijstandswet. Ik moest in het begin van 1974 melding maken van het feit dat - als gevolg van die verschillende aanpassingssystemen - per 1 juli van dat jaar de bijstandsuitkeringen hoger zouden uitvallen dan de twee andere sociale minima. Daarmee was eigenlijk nooit rekening gehouden. Het gaf onmiddellijk aanleiding tot een scherp debat in je kabinet. Het idee dat de bijstandsuitkeringen sneller zouden stijgen dan de AOW of het minimumloon was voor de christendemocraten een gruwel. De vraag was: moet er dan wel verschil blijven? Of gaan we over tot een ongedeeld minimuminkomen? Na veel touwtrekken werd voor het laatste gekozen. Vanaf 1974 werden alle minima gekoppeld aan de ontwikkeling van het minimumloon. Een compromis tussen een ideëel uitgangspunt, namelijk gelijkheid in behandeling en de praktische erkenning dat gescheiden systemen tot veel ongemak en ongelijkheid leiden. Het besluit is ook historisch, want het is al een halve eeuw een belangrijk ijkpunt voor de sociale politiek in ons land. Het tot de koppeling bekeerde CDA zou later spreken over “een parel aan de beschaving”.

Ging het daarna probleemloos? Zeker niet. En dat wordt duidelijk als we kijken naar het niveau van het minimumloon in 1969 en nu. In 1969 zat het minimumloon op 69% van het mediane loon, dat wil zeggen het middelste van alle lonen. Vandaag zit dat rond de 40%. De oorzaak van die daling is de methode van koppeling van het minimumloon zelf aan de stijging van de collectieve arbeidsovereenkomsten in de markt en in de publieke sector. Maar er is een verschil tussen de cao’s en de werkelijk verdiende lonen, want die gaan sneller omhoog. Dit als gevolg van periodieken, bonussen en andere opslagen. Van een welvaartsvaste koppeling is dus allang geen sprake meer. Met het systeem van toeslagen wordt geprobeerd de ergste noden te compenseren. Maar dat systeem is er vooral op gericht om het minimumloon laag te houden. En het is daarmee vooral een verkapte subsidie voor het bedrijfsleven.

Ooit hebben we met elkaar afgesproken dat het minimuminkomen voor huishoudens en alleenstaanden toereikend moet zijn om van te kunnen leven. Dat was de norm. Van dit principe zijn we ver verwijderd en bij een veel grotere welvaart is dat een schande. Want we hebben het over mensen op of onder de grens van het bestaan.

Intussen zien we een interessante ontwikkeling in Europa. Mede op initiatief van het voormalig lid van het Europees Parlement, onze sociaaldemocratische partijgenote Agnes Jongerius is daar een nieuwe richtlijn doorgevoerd. Deze houdt in dat het wettelijk minimumloon in alle lidstaten naar 60% van het mediane loon moet. Er ligt dus een flinke opdracht te wachten. Helaas bieden de eerste signalen van de coalitie weinig hoop. Met de toeslagen vinden de huidige regeringspartijen voldoende te hebben gedaan.

Het gaat om een grote groep in onze bevolking: minimumloners, bijstandsgerechtigden en AOW’ers zonder aanvullend pensioen. We hebben het over ongeveer 1.5 miljoen mensen. Tel daarbij de ouderen met een klein aanvullend en vaak slecht geïndexeerd pensioen tussen de 300 en 500 euro per maand. Naar mijn schatting hebben we het nog eens over enkele honderdduizenden. We zien pogingen in deze tijd om armoede weg te definiëren. En ook steeds meer pleidooien vanuit de rechterkant in de politiek om de indexering van de AOW te beperken. Een onzalig plan. Zeker als we ons bovendien realiseren dat er vandaag tenminste zo’n 700.000 werknemers zijn die geen pensioen opbouwen. De AOW als basisinkomen zal voor een steeds grotere groep belangrijk worden.

Met het nieuwe plan van de VVD moeten, om te beginnen, de mensen in de bijstand, de langdurig werklozen, inleveren. Om 400 miljoen te bezuinigen. De omgekeerde herverdeling is begonnen. Hoe kom je op zo’n gedachte? In een van de vorige brieven schreef ik over een opkomende mentaliteit van “Ik ben op eigen kracht vooruit gekomen, waarom zou ik nog solidair zijn met jou?” Hoogmoed en zelfgenoegzaamheid voeren de boventoon en soms ook het ressentiment van verachting van de mensen die achterop zijn geraakt. Elites wereldwijd, met in ons land de VVD voorop, willen weg van de solidariteit.

Joop, de mensen met een minimuminkomen of iets erboven hebben het in deze tijd buitengewoon moeilijk om het hoofd boven water te houden. Toch kom ik regelmatig iemand tegen die beweert: “We leven in andere tijden”. Steevast de inleiding op een betoog dat we met de sociale zekerheid op te grote voet verkeren. Het zijn echter altijd wel degenen die die voorzieningen niet nodig hebben. Die hoogopgeleid zijn, maar nooit hebben moeten rondkomen van een ontoereikend inkomen. Je hebt ooit betoogd dat het lot van de mensen met een minimuminkomen of net daarboven in hoge mate is toevertrouwd aan de politiek. Dat wil zeggen: aan het gevoel van rechtvaardigheid en solidariteit van de overheid. Helaas, ondanks de feiten, zien we bij de huidige rechts-radicale coalitie geen bekommernis met de laagste inkomens.

Kortom, beste Joop, jouw strijd voor een solidaire samenleving is actueler dan ooit. Terwijl armoede groeit en minima vastlopen in een web van toeslagen, kiest een politieke partij voor bezuinigingen op de meest kwetsbaren. De herverdeling in omgekeerde richting, van laag naar hoog. Hoe zorgen we ervoor dat rechtvaardigheid weer de norm wordt? Niet als luxe, maar als basisprincipe. Want voor meer dan 1,5 miljoen Nederlanders is dit geen debat, maar bittere realiteit.

Jouw boodschap klinkt nog steeds. Maar wie luistert er nog?


Dit is de vijftiende van een serie brieven van Wim Meijer aan Joop den Uyl, in een zoektocht naar een inspirerend sociaaldemocratisch antwoord op de problemen van deze tijd.

Vorige
Vorige

Verlies

Volgende
Volgende

Uitverkoop van de sociaaldemocratie?