Onderweg naar ‘Politieke Dakloosheid’
Wat is de visie en de politieke richting van de nieuwe “ecosocialistische” beweging? Als Tweede Kamerlid, senator, burgemeester en dijkgraaf stond Bert Middel pal voor de sociaaldemocratie. Is er nog uitzicht op dat inzicht?
De dag na mijn eindexamen op de middelbare school werd ik lid van de Partij van de Arbeid. Een vanzelfsprekendheid, vanuit het gevoel bij deze partij te willen horen. Misschien ook vanuit een traditie: mijn moeder behoorde in de toen al afkalvende verzuilde samenleving tot de Rooie Familie. Haar grootvader had een portret van Domela Nieuwenhuis aan de muur hangen, haar moeder zette de beeltenis van Troelstra op de schoorsteenmantel, zelf zag ze in de ‘oude’ Drees degene die het leven voor de arbeiders draaglijk had gemaakt en haar zoon mist tot op de dag van vandaag een sociaaldemocraat als Joop den Uyl. Bevlogen, erudiet en altijd op de bres voor gewone mensen. Na Domela, Troelstra, Drees en Den Uyl zijn er binnen de socialistische beweging geen politieke leiders van dat kaliber meer geweest.
Bij mijn vader thuis deden ze niet aan politiek. Of je nou door de kat of de hond gebeten werd, het kwam allemaal op hetzelfde neer. En al die politici waren toch zeker zakkenvullers, die er alleen maar voor zichzelf zaten, zonder oog te hebben voor ‘de gewone man’. Een uitzondering waren twee vrijgezelle oudooms. De oudste ontpopte zich voor de oorlog in Groningen tot een roemrucht stakingsleider. De jongste was actief in vrijwel alle ontluikende en daarop weer even snel ter ziele gegane revolutionair-socialistische groeperingen. Na de oorlog flirtte hij nog een tijdje met afvallige communisten, om uiteindelijk als sociaaldemocraat te eindigen. Daarmee was hij in zijn eigen woorden een reformist geworden, wat hij als voormalig ‘klassenstrijder voor de wereldrevolutie’ lange tijd voor onmogelijk had gehouden.
Schatplichtig
Eenmaal partijlid besefte ik niet alleen emotioneel, maar ook rationeel de juiste keuze gemaakt te hebben. Over het socialisme las ik alles wat los en vast zat, en verdiepte ik me in de klassieke werken van de sociaaldemocratie. Zo werd veertig jaar na zijn overlijden Pieter Jelles Troelstra mijn grootste inspiratiebron.
Al eerder ontsproot mijn ‘proletarisch besef’: als kind uit een arbeidersmilieu werd ik een exponent van het door de sociaaldemocraten nagestreefde ‘Verheffingsideaal’. Ik mocht ‘doorleren’ en als eerste in zowel mijn familie als in mijn sociale omgeving afstuderen aan de universiteit. Alleen al daarom zou ik levenslang schatplichtig blijven aan de sociaaldemocratie. Als ‘gezindheidssocialist’: ik koos niet voor het socialisme, nee, ik wás al socialist. Daarbij had ik de eer om deze beweging vijfentwintig jaar als volksvertegenwoordiger en zeventien jaar als een door de Kroon benoemde bestuurder te mogen vertegenwoordigen.
Nieuwe beweging
Nu, na meer dan 55 jaar actief lidmaatschap van de PvdA, koos mijn partij ervoor om met GroenLinks op te gaan in een nieuwe beweging. Daarin zal niet langer de sociaaldemocratie de grondslag zijn, maar vormt het ‘ecosocialisme’ de inspiratiebron. Een term waarbij ik me weinig concreets kan voorstellen. Wel verscheen intussen een ontwerp verkiezingsprogramma, met daarin enkele voor sociaaldemocraten herkenbare elementen. Toch blijft duister wat de visie en de politieke richting van de nieuwe beweging moeten worden. Een strategie die verder reikt dan de eerstvolgende verkiezingen ontbreekt, naar beginselen valt vooralsnog slechts te raden en over de beoogde organisatiestructuur is in het geheel niets te zeggen.
Hosanna-verhalen
Helaas heeft de interne partijdemocratie definitief plaatsgemaakt voor vrijblijvende digitale gespreksgroepen, waarbij niet helder is wat er met de neerslag daarvan gebeurt. Waarschijnlijk niets. De partijleiding strooit met eenzijdige Hosanna-verhalen, die via de mail naar de partijleden worden verstuurd. Binnen de partij vindt geen discussie plaats, nergens. Niet op afdelingsvergaderingen, niet in de gewesten. Daar is zogenaamd geen (voorbereidings)tijd voor. Onder het mom van betrokkenheid en participatie van de partijleden kan digitaal gestemd worden over congresvoorstellen en kandidatenlijsten, zonder meningsvorming vooraf. Op het congres zelf is slechts ruimte voor ultrakorte ‘statements’. Zo is het partijcongres als hoogste besluitvormend partijorgaan verworden tot een applausmachine. De partijleiding kan zich er volop in wentelen, tegelijkertijd worden andersdenkenden uitgejouwd. Hun stem vervluchtigt, het Partijbestuur wikt en beschikt.
Oude glorie
Het enige wat duidelijk is, is dat de aanstaande fusiepartij meteen ‘de grootste van het land’ wil worden. Dit niet alleen als middel tot verandering, maar vooral ook als doel op zich. Men denkt als ‘grootste’ de minister-president van een nieuw kabinet te kunnen leveren, dat schijnt het allerbelangrijkste te zijn. De politieke geschiedenis leert dat bij verschillende kabinetsformaties (zoals die van 1971, 1977 of 2023) de grootste partij om verschillende redenen helemaal niet de minister-president leverde. Om dit nu wel te kunnen bewerkstelligen is een gelouterde partijcoryfee op het schild gehesen. Alsof een nieuwe partij alleen met oude glorie de toekomst tegemoet kan treden.
Radicale retoriek
Hoe dan ook, kennelijk is een breuk met de sociaaldemocratische traditie onontkoombaar gebleken. Vooruitgangsstreven via een weloverwogen kleine-stappen-politiek maakt plaats voor betekenisloze radicale retoriek. Volgens D66-oprichter Hans van Mierlo is de sociaaldemocratie de ‘beste Europese uitvinding ooit’. Hopelijk zal ook de nieuwe linkse partij – nu nog GroenLinks-PvdA – tot dat inzicht komen.
Mezelf heb ik voorgenomen altijd loyaal te blijven aan de PvdA. Dus nooit als lid te bedanken. Indachtig wijlen partijideoloog Bart Tromp besef ik dat ‘er altijd nog een ergere reden komt om dat te kunnen doen’. Ik blijf daarbij, tot de PvdA zichzelf opheft om op te gaan in een progressieve beweging van onduidelijke snit. Zo nodig doe ik het licht uit, om daarna ‘politiek dakloos’ te worden.